Evenredigheidstoets in Bibob-zaken

Volgens vaste rechtspraak (bijv. uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:350) laat de conclusie in het Bibob‑advies dat er ernstig gevaar bestaat dat de vergunningen mede zullen worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, onverlet dat de burgemeester bij de intrekking van de vergunningen de evenredigheidstoets van artikel 3, vijfde lid, van de Wet Bibob moet toepassen. De intrekking van de vergunningen mag slechts plaatsvinden als deze evenredig is met de mate van het gevaar en voor zover het ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, betreft, de ernst van de strafbare feiten. Bij deze beoordeling moet de ernst van de strafbare feiten worden betrokken. Het is in dit soort zaken daarom van belang om het eigen standpunt met stukken te onderbouwen. De rechter is anders geneigd om te oordelen dat het bestuursorgaan redelijkerwijs een zwaarder gewicht kan toekennen aan het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid dan aan bijv. de financiële belangen van een betrokkene.