Concurrentiebelangen

Met een beroep op het relativiteitsvereiste kan een appellant (bijv. een concurrent) bewerkstelligen dat de rechter een besluit (bijv. een bestemmingsplan) toetst aan een norm (bijv. milieunormen), die primair niet het beschermen van de belangen van appellant (bijv. de eigen concurrentiepositie) tot doel heeft.

Het relativiteitsvereiste wordt voornamelijk gebruikt om een dam op te werpen tegen procedures waarin men niet zozeer opkomt voor de eigen door regels beschermde belangen maar voor algemeen belangen, waarop de betreffende regels geen betrekking op hebben.

In zijn uitspraak van 16-03-2016 201402641/1/R1, ECLI:NL:2016:732, waarin het ging om bestemmingsplan dat de komst van een bouwmarkt mogelijk maakt, heeft de Afd. bestuursrechtspraak van de Raad van State op advies (conclusie) van de staatsraad advocaat-generaal (Van Widdershoven) een correctie aangebracht op de toetsing aan het relativiteitsvereiste, in de zin dat het relativiteitsvereiste gecorrigeerd moet worden bij een geslaagd beroep op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel.

Het gevolg is dat de rechter alsnog heeft te beoordelen of de in geding zijnde norm is geschonden, hoewel deze niet geschreven is ter bescherming van de belangen van diegene die zich daarop beroept. Aan de beantwoording van de vraag of de betreffende norm (welke de belangen van Praxis niet beschermt) is geschonden is de Afdeling niet toegekomen. Praxis kon o.m. niet aannemelijk maken dat bij haar concrete verwachtingen zijn gewekt dat zij zou worden beschermd door de norm waarop een beroep wordt gedaan.

Auteur: mr. M. el Hachmioui